de bekkenfysiotherapeut
Als je bij de bekkenfysiotherapeut komt zal deze je heel veel vragen stellen: over je klachten, sinds wanneer je de klachten hebt, hoe ze zijn gekomen, hoeveel last je hebt etc. Ze vragen alles over de verschillende organen en dus over je blaas, je baarmoeder (bevallingen, menstruatie, menopauze), je darm, seksualiteit etc. Zo krijgen ze een goed beeld van wat er mogelijk aan de hand is.
De bekkenfysiotherapeut kan je ook vragen om een plasdagboek of een ontlastingsdagboek of misschien wel een pijndagboek in te vullen. Daar halen ze belangrijk informatie uit die nodig is om een goede behandeling te geven. Vervolgens volgt er een lichamelijk onderzoek, waarbij gekeken wordt naar je lage rug, je bekken, evt. je heupen, je ademhaling en indien noodzakelijk, maar altijd in overleg, een inwendig onderzoek om je bekkenbodemspieren goed te onderzoeken. Je kunt dan ook precies aangeven waar je klachten zitten, waar het eventueel pijn doet. De bekkenfysiotherapeut kan ook kijken of bij de vrouw een verzakking aanwezig is en vooral erg belangrijk welk organen er verzakt is. Een verzakking kan namelijk oorzaak zijn dat je niet goed uitplast, maar het kan ook zijn dat je je bekkenbodem niet goed ontspant tijdens het plassen waardoor het niet lukt. Soms gebruikt de bekkenfysiotherapeut een kleine sonde (het lijkt op een grote tampon) waarmee ze de spanning in de bekkenbodem kunnen meten en zo soms beter kunnen zien of de bekkenbodem te gespannen is of juist te zwak. Dat is heel belangrijk te weten om zo een goede behandeling te kunnen geven.
De bekkenfysiotherapeut zal alles aan de hand van platen en/of een bekken goed uitleggen zodat je zelf ook goed begrijpt wat er mogelijk aan de hand is. Zo kun je ook samen overleggen wat de beste behandeling voor jou is. Er zijn veel verschillende klachten, maar zolang de bekkenbodem daar een belangrijke veroorzaker van is kan de bekkenfysiotherapeut vaak veel voor je betekenen. In tegenstelling tot veel andere klachten van het bewegingsapparaat hoef je meestal niet twee keer per week er naar toe. Je krijgt veel advies hoe je zelf aan de slag kunt. Soms is de therapie in het begin wat intensiever om je wat sneller op weg te helpen. Maar het begint altijd met heel veel uitleg, net zolang tot je zelf precies weet wat er aan de hand is. En wat er mogelijk aan te doen is met bekkenfysiotherapie.
de huisarts
De huisarts zal in eerste instantie ook vooral je klachten uitvragen, net zoals de bekkenfysiotherapeut, maar misschien iets korter dan zij dat doen. Ze willen bijvoorbeeld weten of je ook urine verliest tijdens het hoesten of juist bij aandrang. Het kan ook zijn dat de huisarts je vraagt om een plasdagboekje in te vullen en dat ze wat ochtendurine nodig hebben om te kijken of je geen blaasontsteking hebt. Zoiets kan gebeuren als je je blaas steeds niet leegplast en er dus urine achterblijft in de blaas. Als de urine niet schoon is (en er bacteriën in de urine zitten), dan zal hij/zij je medicijnen voorschrijven. Na een kuur moet je meestal je urine nog een keer laten testen om zeker te weten dat het over is.
de uroloog
Als je blaasontsteking steeds maar weer terug komt ondanks dat je medicijnen hebt gehad en er eventueel bekkenfysiotherapie is geweest kan de huisarts je doorsturen naar een uroloog of gynaecoloog. Naar de laatste ga je meestal als er ook sprake is van een verzakking van bijvoorbeeld de baarmoeder of de blaas.
De uroloog zal ook vragen naar je plasdagboek (alweer, dus vooraf invullen is misschien handig!), maar zal ook aanvullende onderzoek willen laten doen, zoals bijvoorbeeld:
- een (video) Urodynamisch Onderzoek
- een cystoscopie
- urine onderzoek
- bloedonderzoek
- nieronderzoek
Ze kunnen 1 onderzoek laten doen of meerdere uit dit rijtje.
1. (video) Urodynamisch Onderzoek (V)UDO
Bij een urodynamisch onderzoek kijkt een arts hoe je blaas en de blaasuitgang werken. Hij /zij brengt via de plasbuis een dun slangetje (katheter), voorzien van een kleine drukmeter, in je blaas en vult je blaas met vocht. Bij hoesten of uitplassen krijgt de arts dan informatie over je blaas, je blaasgevoel, je blaasuitgang en het soort urineverlies. Soms wordt röntgencontrastvloeistof ingebracht om je blaas zichtbaar te maken. Normaal gesproken plaatst de arts ook een dun slangetje met een drukmeter in de dikke darm (of vagina) om de blaasdruk te kunnen vergelijken met de druk in je buik. Op de huid rondom de anus kunnen elektroden worden geplakt om te meten hoe actief je bekkenbodemspieren zijn.
Röntgenmonitor Soms sta of zit je tijdens een UDO tegen een röntgenstraalplaat. De vorm van de blaas en de plasbuis kunnen zo worden bekeken.
Pijnlijk? Het onderzoek is natuurlijk op een rare plaats in je lichaam. Dat maakt het wat ongemakkelijk, maar het is niet pijnlijk, dus je moet je er vooraf niet al te druk over maken.
2. Cystoscopie of blaasspiegeling
Bij een blaasspiegeling bekijkt de uroloog de binnenkant van je plasbuis en blaas met behulp van een buis. De uroloog kan hierbij een starre of een flexibele buis gebruiken. Dit kan worden gedaan bij zowel mannen als vrouwen.
Voordat de buis in de plasbuis wordt gebracht brengt de uroloog een verdovend glijmiddel in je plasbuis en als dat is ingewerkt wordt de buis naar binnengebracht. Tijdens dit onderzoek wordt door de buis steriel water naar binnen gebracht zodat de blaas goed zichtbaar is. De uroloog bekijkt de wand van de blaas, de wand van de plasbuis en (bij mannen) de doorgang naar de prostaat.
Als de uroloog iets bijzonders ziet dan neemt hij daarvan een stukje weefsel (een biopt) dat in een laboratorium wordt onderzocht. Na het onderzoek kan het zijn dat u nog wat vloeistof moet uitplassen.
Na een blaasspiegeling is de plasbuis meestal nog een paar dagen gevoelig. Als u last heeft tijdens het plassen is het goed om eat extra te drinken. De urine is dan minder sterk waardoor deze ook minder branderig aanvoelt in de plasbuis. De urine kan nog wat rood gekleurd zijn, maar dit is vooral als de uroloog wat weefsel heeft weggehaald.
Pijnlijk? ondanks dat er verdoving wordt gegeven kan het een vervelend gevoel geven als de buis wordt ingebracht. tijdens het onderzoek kun je nogal aandrang krijgen om te plassen omdat de uroloog de blaas vult met steriel water. Omdat de buis erin zit kun je niet plassen, maar dat gevoel kun je wel blijven houden tijdens het onderzoek.
3. Urine onderzoek
Urineonderzoek wordt vaak gedaan bij urineverlies om te kijken of je geen blaasontsteking hebt. Een blaasontsteking (urineweginifectie) geeft vaak een sterk branderig gevoel en veel aandrang met pijn tijdens het plassen, maar je kunt ook heel weinig last hebben of bijvoorbeeld alleen wat meer aandrang om te plassen.
4. Bloedonderzoek
Een arts zal mogelijk een bloedonderzoek bij je willen uitvoeren. Dit kan om heel veel verschillende redenen zijn, zoals bijvoorbeeld ontstekingsreacties, niveau van hormonen (ben je in de overgang of niet), bloedarmoede etc. Vraag dus aan je arts waarom hij/zij een bloedonderzoek laat doen.
5. Nieronderzoek
Bekkenbodemproblemen en nierproblemen horen niet echt bij elkaar. Toch kan de uroloog het belangrijk vinden om de nieren na te kijken. Urine wordt in de nieren aangemaakt en afgevoerd naar de blaas. Het kan zijn dat de urine terugstroomt naar de nieren, of dat de nieren gewoon niet goed hun werk doen. Er zijn dan verschillende onderzoeken mogelijk: 24 uurs urine onderzoek zodat je de urine van 24 uur achter elkaar moet verzamelen en wegbrengen, echo-onderzoek, röntgenonderzoek met en zonder contrastvloeistof. Voorafgaand aan dit soort onderzoeken krijg je altijd uitgebreid uitleg via deen informatiefolder en mondeling via je arts. Vraag vooral naar alles wat je niet begrijpt! Ze leggen het je graag nog een keer uit.