De zwangerschap
Tijdens de zwangerschap wordt de druk op de bekkenbodem door de groei van je kindje en je baarmoeder groter. De bekkenbodem moet immers veel meer dragen. Deze druk wordt nog groter wanneer je zwaar lichamelijk werk doet en wordt nog weer groter wanneer je tegelijkertijd je adem vasthoudt. Zwaar lichamelijk werk en het vasthouden van de adem geven beiden een verhoging van de buikdruk en deze druk kun je alleen opvangen door het aanspannen van je bekkenbodemspieren.
Over het algemeen kun je zeggen dat wanneer je iets gaat doen dat je kracht kost b.v. iets optillen, je dan voor je kracht zet eerst je bekkenbodem aan moet spannen en tijdens de hele activiteit moet blijven doorademen. In het begin moet je hier erg bij nadenken maar je zult merken dat het na enige tijd vanzelf gaat.
De blaas
Door de groei van je baarmoeder kan ook de blaas wat gehinderd worden. Doordat er geen ruimte meer is om uit te zetten (dat gebeurt tijdens vulling), kan de blaas minder urine verwerken en zul je vaker, kleinere beetjes, plassen.
De blaas is een orgaan dat snel geprikkeld is. Wanneer de blaas wordt geprikkeld, trekt deze zich samen en dat geeft het gevoel dat je moet plassen. Deze prikkeling kan ook ontstaan door bewegingen van je kindje in je baarmoeder. Ook als een (bijna) lege blaas zich samentrekt, geeft dat het gevoel dat je moet plassen. Daarom gaan zwangere vrouwen vaak voor (bijna) niets naar de WC.
De blaas kan tijdens de zwangerschap letterlijk in de verdrukking komen. Door de hoge druk die er ontstaat op de blaas kan stress-incontinentie ontstaan. Stress-urine incontinentie betekent dat de druk die op de blaas groter is dan de druk die de bekkenbodemspieren kunnen opbrengen. In rust hebben de meeste vrouwen geen last van urineverlies. Maar wanneer je gaat bewegen en de buikdruk toeneemt, kunnen er problemen ontstaan als verlies van druppeltjes of scheutjes urine. Zoals al eerder werd geschreven, neemt de druk op de bekkenbodem nog meer toe bij zware lichamelijke arbeid als b.v. tillen en dragen. Maar ook bij hoesten, niezen, lachen en bukken kan urineverlies ontstaan. Daarom kun je beter van te voren de bekkenbodem aanspannen en goed doorademen.
Soms is het moeilijk goed uit te plassen. Het is belangrijk elke keer dat je naar de WC gaat je blaas zo goed mogelijk leeg te plassen. Restjes urine kunnen leiden tot blaasontstekingen. Bovendien krijg je dan weer snel een nieuwe prikkel naar de WC te gaan.
Neem altijd de tijd om te plassen. Ga rechtop op het toilet zitten en plas zo mogelijk in één keer uit. Persen tijdens het plassen heeft geen zin. Wanneer er geen urine meer komt, kantel dan je bekken nog een aantal keer om ook de laatste restjes urine richting urinebuis te sturen zodat je deze ook nog kunt uitgeplassen. Soms helpt het ook nog wat links-rechts te schommelen. Wanneer je echt klaar bent, span je je bekkenbodem één keer goed aan om de urinebuis af te sluiten.
De darmen
Er zijn ook vaak problemen met de ontlasting tijdens de zwangerschap. Het meest zien we vrouwen met obstipatie of verstopping. Doordat je darmen elastischer (rekbaarder) zijn, werken ze trager en daardoor kunt je last krijgen van obstipatie. Bij sommige vrouwen wordt dit nog weer erger doordat ze ijzer moeten gebruiken in verband met bloedarmoede.
Een vezelrijk dieet, voldoende drinken en voldoende beweging zijn de eerste belangrijke adviezen. Daarnaast is het toiletgedrag erg belangrijk. Neem ook nu weer voldoende tijd om naar de WC te gaan. Wacht tot je goede drang hebt en ga dan ook gelijk naar het toilet. Ga zitten met een licht bolle rug. Adem eerst goed in en pers dan op de uitademing. Wanneer de ontlasting niet komt kun je proberen de drang wat sterker te maken door even flink te gaan bewegen b.v traplopen, lopen of fietsen. Probeer het opnieuw als je weer goede drang hebt.
Soms merken vrouwen dat ze windjes verliezen bij bepaalde activiteiten. Wanneer er meer druk op je bekkenbodem komt zoals bijvoorbeeld bij bukken en hoesten kan dit gebeuren. Het is lastig en vervelend maar goed te voorkomen wanneer je bij dit soort activiteiten weer je bekkenbodem aanspant.
Het is verstandig tijdens de zwangerschap te beginnen met het oefenen van je bekkenbodemspieren. Het belangrijkste van het oefenen is dat je je bekkenbodem op de juiste manier leert gebruiken, dat je weet wanneer je moet aanspannen en weet wanneer je juist moet loslaten. Het is niet de bedoeling van het oefenen dat je een krachtige maar stugge bekkenbodem krijgt. Zo’n bekkenbodem zou bij de bevalling alleen maar problemen geven. Een goed geoefende bekkenbodem is sterk maar veerkrachtig, vergelijkbaar met een trampoline. Een goed geoefende bekkenbodem heeft genoeg kracht om te dragen en om goed op te kunnen houden maar kan ook voldoende ontspannen om urine, ontlasting en het kindje te laten passeren. Ook bij seks is een goed ontspannen bekkenbodem belangrijk!
Het oefenen van de bekkenbodemspieren en het inpassen daarvan in de activiteiten van het dagelijkse leven is een onderdeel van de zwangerschapscursussen die door fysiotherapeuten gegeven worden.
De bevalling
Tijdens de bevalling moet je kindje door je bekkenbodem. Deze spierlaag wordt daarbij erg opgerekt, zo erg dat in de meestal overrekking en spierscheurtjes in de bekkenbodem en in de zenuwen die de bekkenbodem verzorgen, ontstaan.
Ook door langdurige druk op de bekkenbodem kunnen spieren en zenuwen gekwetst worden. Door de bevalling kunnen ook de schedewanden overrekt raken en kan de urinebuis wat naar beneden gedrukt worden.
Vlak na de bevalling voelen veel vrouwen minder in hun onderlijf. Dit merk je bijvoorbeeld doordat je niet goed voelt of je klaar bent met plassen of dat windjes ongewild ontsnappen.
Bij elke vrouw ontstaat, met name bij de eerste bevalling, schade aan de spieren van de bekkenbodem. Dit geeft niet bij iedereen dezelfde klachten. In de meeste gevallen gaat het ook niet om heel ernstige klachten. En gelukkig is je lijf ook nog goed in staat om een groot deel van de schade te herstellen.
Vrouwen kunnen problemen hebben met plassen, met ontlasten, met seks en mogelijk kan een (lichte) verzakking ontstaan.
De meest gehoorde klachten zijn:
- stress urine incontinentie
- verlies van windjes
- heftige drang op de ontlasting
- gevoel van verzakking, drukgevoel in onderbuik en –rugpijn bij het vrijen
Elke pas-bevallen vrouw doet er goed aan haar bekkenbodemspieren te oefenen. Het advies is dit zo snel mogelijk na de bevalling op te pakken. De eerste 7 tot 10 dagen na de bevalling gaat het er alleen om weer te leren voelen in je onderlijf en je bekkenbodem., later kan ook weer geoefend worden om de spieren wat krachtiger te maken.
De eerste dagen na de bevalling hebben zowel het bekken als de bekkenbodem rust nodig om te herstellen. Probeer veel te liggen, afgewisseld met kleine stukjes lopen en zitten. Sta niet te lang achter elkaar. Ga na een periode staan, b.v. om je kindje in bad te doen, weer een tijdje liggen.
De eerste weken na de bevalling is het niet verstandig zware lichamelijk activiteiten te verrichten. Je kunt ook zeggen: je kunt beter geen dingen doen waarbij je kracht moet zetten.De bekkenbodem is nog niet voldoende hersteld om de stijging van de buikdruk bij dit soort activiteiten op te vangen. Wanneer je deze activiteiten toch wilt / moet uitvoeren, span dan altijd je bekkenbodemspieren aan en zorg dat je goed doorademt.
Ook nu is het weer belangrijk zorgvuldig te zijn op het toiletgedrag. Na de bevalling kunnen vrouwen vaak niet in één keer uitplassen. Probeer ook nu weer door te schommelen en te kantelen de blaas zo goed mogelijk leeg te plassen.
Hard persen op de ontlasting bij een nog niet herstelde bekkenbodem wordt sterk afgeraden. Wacht weer op goede drang en pers altijd op een uitademing. Gebruik desnoods middeltjes om de ontlasting wat zachter te maken.
Het oefenen van de bekkenbodem hoort ook onderdeel te zijn van de gymnastiek voor na de bevalling.
Wanneer er zes weken na de bevalling nog klachten bestaan die te maken hebben met het functioneren van de bekkenbodemspieren, verdient het aanbeveling te oefenen onder leiding van een bekkenfysiotherapeut. Een bekkenfysiotherapeut is een fysiotherapeut die na zijn / haar opleiding fysiotherapie nog een extra opleiding heeft gevolgd op het gebied van bekken, bekkenbodem en zwangerschap.
bron: E.L. Westerik-Verschuuren